Gerard David werd rond 1460 geboren, en overleed op 13 augustus 1523 te Brugge. Zijn vader was bouwmeester Joos Vanden Poele, zijn grootvader Jan Vanden Poele (bekende meester-metselaar). Zijn schoonvader was Jacob Cnoop, een bekende edelsmit. In 1484 werd hij als meester opgenomen in de schildergilde te Brugge, en in 1515 ook in de Sint-Lucasgilde te Antwerpen. In 1496 huwde hij trouwens en Vlaamse schilderes en miniaturiste, met name Cornelia Cnoop (die eveneens in 1523 overleed). Vanaf 1484 tot 1498 werd hij sterk door de Vlaamse Primitieven (zoals van der Weyden, Memling en Van Eyck) beïnvloed. Zijn personages waren echter vrij gedrongen, en zijn kleurengamma was warm maar vrij somber. Begin 16e eeuw (bv. het 'Doopsel van Christus uit 1502-1507 dat in het Groeningemuseum hangt) slaagt hij erin om zijn personages ìn het landschap te plaatsen i.p.v. ervoor, en slaagt hij erin om een echte bosatmosfeer te creëren. Vermoedelijk verbleef Gerard David in Noord-Italië, waarna hij zich in Antwerpen vestigde. Daar won zijn stijl (o.a. door invloed van Q.Metseys) aan zachtheid, ten koste van grootsheid. Algemeen wordt Gerard David beschouwd als de laatste der Vlaamse Primitieven, maar door zijn verworvenheden in het schilderen van landschappen met mensen en de grootsheid van zijn werken, kan men hem eveneens als één van de voorlopers van de schilderkunst uit de 16e eeuw beschouwen.