Een galerij kan allerlei betekenissen hebben:

1. Overdekte gang die toelaat om langs de gevel van een gebouw, langs een plein of een binnenhof te wandelen. Vaak is er een nuttige bovenbouw, zodat de galerij zich niet vóór maar in feite in het gebouw (binnen het bouwvolume) bevindt. Zulk een galerij is altijd overdekt, en minstens aan één kant open (bv met arcadebogen).
2. Gang langs de gevel of gevels van een gebouw, die vertrekken verbindt die zich op eenzelfde verdieping bevinden. Zulk een galerij kan volledig binnen het bouwvolume vervat zijn, maar kan ook uitgekraagd zijn. In dat laatste geval was hij tijdens de Middeleeuwen meestal van hout.
3. In oorsprong een dienstgang langs (of uitgespaard in) de muur van een Middeleeuwse kerk. In de Gotiek groeide de zijbeuksgalerij uit tot een verdieping aan weerszijden van het schip, en bood ze plaats aan gelovigen.
4. Meestal vrij lange zaal, waar aan de ene zijde deuren van vertrekken op uitkomen, en aan de andere zijde een reeks vensters heeft met uitzicht op de tuin. Dit was een belangrijk onderdeel van renaissance en barokke paleizen. Zulke wandelzalen waren vaak kunstig versierd met plafondschilderingen, stucwerk en losse kunstvoorwerpen. Uit deze laatste betekenis groeide de aanduiding voor een meer gesloten kunstverzameling of museum.
5. Rondlopende gang, hoog in een theater, met zit en/of staanplaatsen voor het minst betalende publiek.
6. Overdekte of onderaardse gang die leidt naar een vooruitgeschoven stuk van een militaire vestiging of een mijn.