Nederlands
Français
English
Missie
Links
Contact
Home
Bronnen
Privacy
Willekeurig Hitparade Per Plaats Per Soort
of Functie
Per Naam Per Element Per Stijl Per Persoon Vroeger en Nu
--> Hoofdblad --> Lijst van alle plekken Of Vorige
Men vindt deze plek vrij mooi! Gemiddelde score: 5.7 door 1655 willekeurig stemmers.
En U??? Stem op de plekken via Willekeurig
(Ref:0001800)
Toon map op Google Earth



Groot Vleeshuis te GENT / BELGIË
(Groentenmarkt 7)

Klik op de grote foto voor een maxi-formaat.

Vorige
foto
Groot Vleeshuis GENT / BELGIË In de nis boven de ingang is het beeld van Maria met de Inktpot, patrones der klerken.
Foto door Johan De Bock

In de nis boven de ingang is het beeld van Maria met de Inktpot, patrones der klerken.
Volgende
foto

Klik op de kleine foto's om ze te vergroten.

Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Voor deze foto uit 1938 danken we Pim Vermeulen.
Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Bovenkanten van de gewelven die vroeger doorgang gaven naar de kaai op de Groentenmarkt (toen vismarkt)Groot Vleeshuis GENT / BELGIË: Hier legden vroeger de platte schuiten van de vissers (en later de groenteboeren) aan nadat ze onder het Vleeshuis doorgevaren waren.

Beschrijving van Groot Vleeshuis GENT / BELGIË:

Rudy van Elslande : 'Dit langwerpig vleeshuis (overdekte markt (halle) van de beenhouwers), met een opeenvolging van bijna gelijke traveeën, werd opgetrokken tussen 1407 en 1419 o.l.v. architect Gillis de Suttere (de erfscheider of opperbouwmeester van de stad), en heeft een oppervlakte van 900 m². Het vervangt een houten vleeshuis dat reeds in 1251 vermeld werd en dat ongeveer op dezelfde plaats stond. Daar dit hauthuus in het begin van de 15de eeuw in erbarmelijke toestand verkeerde werd besloten om het huidige gebouw op te trekken. In 1407-1408 werd aangevat met de bouw en deze werd in 1418-1419 beëindigd.

Het vleeshuis werd in verschillende bouwfasen opgetrokken. Alfons Van Werveke was door de vermelding van den achtersten vierendeele in een document uit 1417-1418 van mening dat er vier bouwfasen waren, wat bevestigd wordt door de stedelijke betalingen aan de aannemers. Opvallend hierbij is dat tussen april 1408 tot de eerste helft van 1413 drie van de vier fasen onder het dak gebracht waren. Wellicht werden de werken kort nadien opgeschort tot in 1415-1416 wegens beperkte stedelijke geldmiddelen. '

Het dak rust op een indrukkende, eikenhouten open dakstoel. De zijgevels zijn trapgevels.

Rudy van Elslande : 'Tussen 1446 en 1448 werd op verzoek van de deken Jacob van Melle binnen in het Groot Vleeshuis een kapel, gewijd aan de heiligen Antonius en Hubertus, met sacristie gebouwd. Op 3 november 1448 werd door bisschop Jean Chrevot van Doornik en Philippe Courault de Polignac, abt van de Gentse S.-Pietersabdij, de kapel ingewijd. Boven het altaar werd een muurschildering geschilderd in olieverf voorstellend “De Geboorte van Christus”, die schraal verlicht werd door drie spitsbogige vensters aan de Leiekant. Deze muurschildering werd in 1855 herontdekt onder plamuurlagen. Deze muurschildering heeft aanleiding gegeven tot heel wat discuties i.v.m. de iconografie en de auteur (zie verder). De kapel bevatte nog meer kunstwerken zoals een houten Christus boven de kapeldeur met het prachtig gesmede slot en enkele heiligbeelden, waaronder St.-Antonius, de beschermheilige van de vleeshouwers. Het sobere middeleeuws altaar werd in 1696 vervangen door een fraai gesneden retabel van Jean- Baptiste van Heldelbergh. Bij de afbraak van de kapel in 1828 was dit retabel reeds vervangen door een wit marmeren altaar (thans: Zelzate, Ziekenhuis van de Broeders van Liefde), dat waarschijnlijk mag vereenzelvigd worden met de opdracht die de vleeshouwers in 1768- 1769 gaven aan de steenhouwer Jacobus Martens. Tijdens de 17de en 18de eeuw werd de kapel verder opgesmukt met kunstwerken, o.a. door schilderijen van Pierre (? Philippe?) Beernaert, Frans van Mierop alias Cuyck en Robert van Audenaerde.

Tijdens de Franse periode werd de eredienst afgeschaft, maar heringericht onder het Nederlands bewind. In 1828 werden de noordoostelijke en zuidoostelijke kapelmuren gesloopt, waardoor de ruimte deel ging uitmaken van de vleesmarkt. Niet alleen de kapel werd aangepast aan de smaak van de tijd, maar ook aan het vleeshuis zelf werden er regelmatig veranderingen en restauraties gedaan.

In het midden van de 16de eeuw werden tegen de zuidoostelijke gevel 16 penshuisjes gebouwd. Dit waren winkeltjes waar men ingewanden en resten van slachtafval verkocht. Ter gelegenheid van de blijde intrede van infant Ferdinand in 1635 werden deze onsierlijke huisjes verwijderd. In 1642 werden zeven nieuwe penshuisjes bebouwd, waarvan er reeds twee in 1778 werden afgebroken. In 1884 verkeerden deze laatste penshuisjes in een zodanige erbarmelijke toestand dat beslist werd om ze te slopen.

In 1744 kreeg het Groot Vleeshuis een grondige renovatie, waarbij de getrapte dakkapellen grotendeels verdwenen. Steeds minder en minder voldeed in de 19de eeuw het Groot Vleeshuis aan zijn oorspronkelijke bestemming. Op 11 april 1884 werd de vleesmarkt overgebracht naar de nieuwe stallen met stenen vleestafels naast de vismijn. Het Groot Vleeshuis werd verhuurd aan een afdeling van het Ministerie van Spoorwegen, Post en Telegraaf. Ingrijpende verbouwingswerken werden aangewend voor de gebruikstelling van het gebouw voor post- en telegraafdiensten en voor het verzenden van goederen.

Met oog op de wereldtentoonstelling te Gent in 1913 wilde men het Groot Vleeshuis restaureren naar zijn uitzicht in de 17de eeuw. Geldnood, maar vooral discussies en pennentwisten lagen aan de basis van het feit dat de restauratie van het Groot Vleeshuis pas in januari 1914 voltooid was.

Tijdens het interbellum kreeg de vleeshal een nieuwe huurder: een groenten- en fruitverkoper. Na zijn vertrek in de loop van de jaren ’60 werd het gebouw gedeeltelijk omgevormd tot vismijn en autoparking, die in de jaren ’70 omgevormd werd tot polyvalente ruimte.

Tegenwoordig wordt het Groot Vleeshuis gebruikt als promotiecentrum voor Oost-Vlaamse streekproducten. De glazen kooi werd toegevoegd om hygiënische redenen (met architecten Coussée & Goris).

De muurschildering “De geboorte van Christus”

In het midden ligt het kind in een stralennimbus en wijst naar de opdrachtgever die we kennen dankzij de titulus onder de schildering: (Dit) heeft doen maken Jacob de Ketelboetere int jaer ons heeren alsmen schreef M CCCC ende XLVIII. Jacob de Ketelboetere was herhaaldelijk vinder (rechter) van de Gentse St.-Michielsparochie en trad als bemiddelaar van het vleeshuis op. Hij onderhield een nauwe band met het Gentse St.-Lucasambacht, daar hij op 28 januari 1444 opgenomen werd als meester in de Gentse schildergilde. Achter het Jezuskind knielt Anastacia, de vrouw die volgens een middeleeuwse traditie Maria had bijgestaan bij de bevalling. Deze vroedvrouw is te herkennen aan de “windel” van haar tulband die ze vasthoudt. Links voor het kind knielt Maria en rechts Jozef met de kaars, attribuut van het licht dat de verlosser op de aarde bracht. Hun gezichten waren door het aanbrengen van balken volledig verdwenen. Felix De Vigne schilderde in een realistische stijl twee nieuwe hoofden, die zeker afweken van de originelen. Het is pas met Hugo van der Goes (ca. 1470) dat Jozef als veertiger – en niet als oude man - werd afgebeeld. Tijdens de herontdekking van de schildering was het bovenste deel met een tronende God-de-vader en de herders gedeeltelijk verdwenen. Onderaan knielen links Filips de Goede en de latere Karel de Stoute die we herkennen aan de wapenschilden boven hun hoofd. Opvallend is dat deze hertogen niet zoals traditioneel afgebeeld werden in het zwart gekleed, maar in een soort wapenrok met heraldische motieven. Langs de andere zijde knielt de hertogin Isabella van Portugal en Adolf van Cleve, heer van Ravenstein.

Gebaseerd op een geheugencitaat van Theodore Schellinck, die zo maar uit zijn hoofd een document kon opzeggen waarin vermeld werd dat Nabur Martins een schildering moest penselen - zoals hij dit gedaan had in het Groot Vleeshuis – in de St.-Martinuskerk te Ekkergem, werd dit geboortetafereel op het actief geplaatst van deze belangrijke Gentse schilder. Deze muurschildering vertoont een stijl die zeer dicht aansluit bij de Meester van Flémalle: oplopend perspectief, te breed getekende profielportretten, de hoekige plooienval... en in het bijzonder met een gelijkaardige voorstelling van deze anonieme schilder te Dijon (Musée des Beaux Arts). Louis Maeterlinck trachtte dan ook de Meester van Flémalle te identificeren met Nabur Martins, wat geen navolging kende. Daar men nadien het document niet meer heeft weergevonden en door het citaat van Schellinck, die berucht werd door zijn fantasieën, wordt thans de toeschrijving aan Martins niet zonder meer aanvaard.

De Madonna met de inktpot

Als laatste bespreken we hier het beeld in de beelnis boven de ingang van de gevel: “O.-L.-Vrouw met de inktpot”. Maria, die in haar rechterhand een inktpot vasthoudt, draagt op haar linkerarm Jezus die een ganzenpluim in de rechterhand heeft. Hoewel de voorstelling aansluit bij een Vlaamse traditie ( Aardenburg, St.-Truiden, Brugge, Maastricht en Zennik) heeft de voorstelling aanleiding gegeven tot verschillende legendes:
  • Een vleeshouwer die voor een prijskamp van de Gentse rederijkerskamer een gedicht had geschreven, maar het spijtig genoeg het verloren had, bad tot Maria om het te mogen terug vinden. De volgende morgen lag voor hem zijn dichtstuk herschreven in gouden letters op perkament. Uit dankbaarheid liet hij een Mariabeeld met een inktpot maken.
  • Een andere legende wil dat een ongeletterde Bruggeling, Huibrecht genaamd, de grote prijs van de Gentse Rederijkerskamer wilde winnen. De jongeman bad tot Maria, werd verlicht en schreef een gedicht waarmee hij de grote prijs won. Uit dankbaarheid liet hij een O.-L.-Vrouwbeeld met de inktpot vervaardigen…
  • In andere steden met gelijkaardige beelden verklaart men haar voorstelling als de “avocate nostra” (goddelijke voorspreekster), waarbij het kind de smeekbeden van zijn moeder getrouw noteert.
  • Een andere verklaring is dat het kind de namen van de uitverkorenen opschrijft. Volgens de Christelijke iconografie verwijst de schrijvende Jezus naar het feit dat hij Gods woord op de aarde brengt.
Wanneer deze voorstelling aan de gevel van het vleeshuis verscheen is moeilijk te achterhalen. In 1416- 1417 kreeg de Gentse schilder Kerstiaen van de Winckele en zijn gezellen de opdracht om het Mariabeeld en het beeld van St.-Jan te stoffeerne (polychromeren), die opgesteld zouden worden aan de gevel van het Vleeshuis. Op het einde van de 15de eeuw werd er enkel melding gemaakt van een Mariabeeld waarvan het hoofd versierd was met eenen roosen hoet.

Aan de basis van deze voorstelling ligt de verering van de Gentse vleeshouwers voor de Madonna met de inktpot te Aardenburg. Tijdens de Pinksterenweek trokken de Gentse gildebroeders naar Herdenborch waar zij tijdens de tweede kwart van de 15de eeuw het beeld tooiden met een kleed als betuiging voor hun devotie. In het midden van de 16de eeuw moet reeds een gelijkaardige voorstelling de nis van het Gentse vleeshuis getooid hebben. In 1566 werd volgens Marcus van Vaernewijck “die schoone Marien beelde, alzoo groot als dleven, die stont over hende an tVleeschhuus, …, welcx kindekin pleecht in zijn handekin te hauden eenen scriftoris, die haudende bij den inctpot” vernield.

Bibliografie

DE POTTER F., Gent, van den oudsten tijd tot heden Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. II, in: Geschiedenis van de Gemeenten der provincie Oost- Vlaanderen, Flandra Nostra, Torhout 1989, blz. 370- 373. DECAVELE J., Onze-Lieve-Vrouw met de inktpot, Toerisme in Oost- Vlaanderen, 1972, p. 91-92. HAERENS K., Gentse merkwaardigheden, Gent 1980 VAN ELSLANDE R., De geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis, in: Ghendtsche Tydinghen, 11de jg., 1982, blz. 99-108. VAN DE WIELE J. (red.), De markt Economisch forum en kloppend hart van agrarische, stedelijke en industriëele maatschappijen, Gent 1988, blz. 83-96. VAN ELSLANDE R., Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden der 15de eeuw, in: Ghendtsche Tydinghen, 25ste jg., 1996, blz. 190-202. ' 's Nachts wordt het gebouw verlicht.



Français
English